Gebied 1 – Buitengebied (categorie 3)

Waardering

Het buitengebied is uniek door de variatie aan landschappen zo dicht bij elkaar. Op veel plekken in het landschap is de historie en de ontwikkeling van het gebied goed af te lezen. Het is voor inwoners en toeristen een veelgebruikt recreatiegebied. Het buitengebied is belangrijk voor de aantrekkingskracht van onze gemeente en wordt hoog gewaardeerd.

Dynamiek van het gebied

Het buitengebied is ook een gebied dat waar veel verandert. De landbouw verandert en verduurzaamt. Tegelijkertijd is het zichtbaar dat boeren stoppen en boerderijen worden verbouwd tot woonhuizen. Kleine boerderijen (keuterijen) en woningen worden gesloopt en vervangen door woningen die aan de huidige eisen voldoen.

Doelen

Wij willen de unieke kwaliteiten van ons buitengebied hooghouden. Daarom willen we dat bouwplannen het landelijke karakter van het gebied. De bebouwing moet niet het beeld bepalen. Het landschap bepaalt het beeld en de bebouwing past daar naadloos in.

Categorie

Het buitengebied rekenen we tot categorie 3. Dat betekent dat we met zorg kijken naar bouwplannen. Bouwplannen moeten passen bij de kwaliteit van het gebied en daaraan bijdragen.

Gebiedsprincipes

Omgeving

  • Erven passen in het verkavelingspatroon en sluiten aan bij de maat en schaal van het landschap;
  • Erven liggen aan de weg of vlak bij de weg;
  • Erven hebben een heldere opbouw: een representatief voorerf met de boerderij of het woonhuis en een achtererf met schuren en bijgebouwen;
  • De plek van het hoofdgebouw (de woning of de boerderij) op het erf is afgestemd op het gebouwtype en op wat in de omgeving gebruikelijk is;
  • Gebouwen op het erf volgen de verkavelingsrichting van het landschap waarin het erf ligt;
  • Erven hebben een groene uitstraling met een streekeigen beplanting op en rond het erf.

Bebouwing

  • Het landschap springt in het oog, niet het gebouw. Bebouwing gaat op in het landschap;
  • Elk hoofdgebouw op een erf is anders en uniek en draagt bij aan een divers bebouwingsbeeld;
  • Het hoofdgebouw (de woning, de boerderij) bepaalt het beeld van het erf. Daarom zijn bijgebouwen, schuren en aan- en uitbouwen in maat, schaal, plek en uitwerking ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • De hoofdvorm past bij het gebied: eenvoudig en langgerekt, één bouwlaag en met een steile kap (zadeldak) die het beeld domineert;
  • De representatieve gevel (vaak de voorgevel) is naar de straat gericht.

Uitwerking

  • Bij (kleine) boerderijen zijn de oorspronkelijke hoofdvorm en functie goed herkenbaar;
  • De gevels zijn relatief gesloten en hebben verticaal gelede gevelopeningen (de ramen zijn meer hoog dan breed);
  • De gedekte kleuren van het gebouw ondersteunen het landelijke karakter van het gebied, bijvoorbeeld middentoon aardetinten;
  • Het gebruik van materialen is traditioneel (baksteen en hout), wordt zorgvuldig op elkaar afgestemd en op wat in de omgeving gebruikelijk is;
  • De details en verhoudingen in de gevels passen bij de bouwstijl van het gebouw en ondersteunen het ontwerpidee van het gebouw.

U leest hieronder meer over het gebied en de achtergrond van de gebiedsprincipes.

 

Over het gebied

Het buitengebied van de gemeente is heel divers en bestaat uit verschillende landschappelijke deelgebieden.

Laagveenontginningen in het noorden
Kenmerken van het landschap

In het noorden liggen de laagveenontginningen van Roderwolde en omstreken. De boerderijen en woningen staan hier langs kronkelende wegen op smalle zandruggen. Kenmerkend zijn de licht slingerende klinkerwegen met grote eiken aan weerszijden van de weg.

De erven gaan hier op in het landschap. Houtsingels lopen langs het erf en langs de weilanden en sloten. De erven zijn groen met bomen en boomsingels op het achtererf en hagen en gras op het voorerf. Tussen de erven door is er zicht op de omgeving.

De meeste boerderijen staan met de voorkant naar de weg. De afstand tussen de boerderij of de woning en de weg verschilt. Soms staan boerderijen zelfs een flink stuk naar achteren. Schuren en stallen staan op het achtererf.

Kenmerken van de bebouwing
In de laagveenontginningen staan veel grote kop-rompboerderijen en boerderijen van het krimpentype. In het gebied komen verder keuterijen voor en wat andere bebouwing. De keuterijen zijn klein en laag, waardoor de bebouwing meer lang is dan hoog.

Bij alle boerderijen is er een duidelijk verschil tussen het woonhuis en de schuur. Bij eenvoudige boerderijen staat het woonhuis in dezelfde lijn als de schuur. Bij (van oudsher) rijkere boerderijen is er vaak een dwarshuis voor de schuur geplaatst. Het schuurgedeelte heeft een rieten kap of een dak van dakpannen, net als het woonhuis.

Heel kenmerkend is de veelgebruikte rode baksteen voor de boerderijen. Ook hebben de boerderijen vaak een wat rijkere versiering en detaillering, bijvoorbeeld door deels ander metselwerk, schoorstenen of bijzondere gootlijsten. Dat is het gevolg van de invloeden vanuit Groningen, waar de rode baksteen en de versieringen meer gebruikelijk zijn. Kozijnen, windveren en overstekken zijn bijna altijd geverfd in (gebroken) wittinten.


Hoogveenontginningen in het zuiden
In het zuiden van de gemeente is juist hoogveen te vinden, bij Veenhuizen en het Fochteloërveen. Veenhuizen heeft een eigen bijzondere ontwikkeling (zie gebied 3) en het Fochteloërveen is een groot natuurgebied zonder bebouwing. In deze gids gaan we daarom niet verder in op dit deel van het buitengebied.


Oude veldontginningen
Kenmerken van het landschap
Het grootste deel van de gemeente bestaat uit zandgronden. Hier liggen esdorpen als Peest, Zuidvelde en Steenbergen. Het landschap dat hier is ontstaan is al eeuwenoud.

Kenmerkend voor de oude veldontginningen zijn de esdorpen met hun brinken en boerderijen. Van oudsher zijn de boerenerven verbonden met het omliggende landelijke gebied. Dat is door de groei van de dorpen nu niet meer altijd het geval.

De boerderijen staan ogenschijnlijk willekeurig langs de weg. De boerderijen staan steeds onder een andere hoek ten opzichte van de weg en van elkaar en in een andere rooilijn. Op het achtererf zijn de schuren en bijgebouwen te vinden. Naast de boerderij staat soms een stookhokje.

De erven zijn vaak groen, met gras, hagen en grote, verspreid staande bomen op het erf. Erven lopen vaak langzaam over in het landschap. Soms is er op het erf een boomgaard met fruit- en notenbomen.

Kenmerken van de bebouwing
De boerderijen in dit gebied zijn oud en typisch Drents. Het zijn vaak boerderijen van het zogenaamde hallehuistype. Deze boerderijen zijn langgerekt met de woning en de schuur onder één dak. Heel kenmerkend is het rieten dak, de ramen met een roedeverdeling en de lichtbruine baksteen.

De daken van de boerderijen lopen ver door naar beneden. Schuurdeuren (baanderdeuren) vormen de enige onderbreking in het dak. Meestal liggen deze deuren in een zijgevel van de boerderij. De schuur heeft een lage gootlijn. In de muren is vaak nog de agrarische functie terug te zien, bijvoorbeeld de stalramen.

Het woonhuis is al net zo eenvoudig als de schuur, maar heeft een hogere gevel. Vaak is de gevelindeling van het woonhuis traditioneel. Dat geldt ook voor de details: robuust kozijnwerk en soms wat subtiel metselwerk, zoals vlechtingen in de voorgevel van het woonhuis.

Ook komen in het gebied keuterijen voor, kleine boerderijen die laag zijn en langgerekt.


Jonge veldontginningen
Kenmerken van het landschap
Vanaf de twintigste eeuw worden de tot dan toe onbruikbare heidevelden rond de esdorpen omgevormd tot landbouwgrond, de zogenoemde jonge veldontginningen. Verspreid in het buitengebied komen er boerderijen. De boerderijen liggen aan rechte wegen en op wat afstand van elkaar, bijvoorbeeld bij Huis ter Heide, Een–West en Altena. Het levert een gevarieerd bebouwingsbeeld op.

Net als het landschap zijn ook de erven in dit gebied rechttoe rechtaan. Dus een vierkante tot rechthoekige vorm met bomen rond het achtererf waar de schuren staan. Op het voorerf is vaak een haag en staat een enkele losse boom.

Kenmerken van de bebouwing
De boerderijen in dit gebied zijn gebouwd in verschillende perioden van de twintigste eeuw. Er is dan ook een variatie te vinden in verschillende bouwstijlen.

De eerst gebouwde boerderijen zijn vaak klein en meer traditioneel met de woning en de schuur onder hetzelfde dak. De modernere boerderijen bestaan vaak uit een woning met aparte schuren. Deze schuren liggen dan op het achtererf. Er zijn voor de schuren ook moderne materialen als golfplaat gebruikt.

Kenmerkend voor alle boerderijen zijn de grote daken. Die vallen van afstand het meest op. De kleuren en materialen verschillen, maar zijn wel op elkaar afgestemd.

Wilt u nog meer informatie over de landschappen van Noordenveld en de dorpen, lees dan verder in de Kwaliteitsgids Noordenveld

 


Destijds moderne boerderij aan de Vaartweg in Lieveren (1971)
Foto: onbekend
Bron: Drents Archief (MZ12903020102)

Gebied 1 – Buitengebied (categorie 3)

Waardering

Het buitengebied is uniek door de variatie aan landschappen zo dicht bij elkaar. Op veel plekken in het landschap is de historie en de ontwikkeling van het gebied goed af te lezen. Het is voor inwoners en toeristen een veelgebruikt recreatiegebied. Het buitengebied is belangrijk voor de aantrekkingskracht van onze gemeente en wordt hoog gewaardeerd.

Dynamiek van het gebied

Het buitengebied is ook een gebied dat waar veel verandert. De landbouw verandert en verduurzaamt. Tegelijkertijd is het zichtbaar dat boeren stoppen en boerderijen worden verbouwd tot woonhuizen. Kleine boerderijen (keuterijen) en woningen worden gesloopt en vervangen door woningen die aan de huidige eisen voldoen.

Doelen

Wij willen de unieke kwaliteiten van ons buitengebied hooghouden. Daarom willen we dat bouwplannen het landelijke karakter van het gebied. De bebouwing moet niet het beeld bepalen. Het landschap bepaalt het beeld en de bebouwing past daar naadloos in.

Categorie

Het buitengebied rekenen we tot categorie 3. Dat betekent dat we met zorg kijken naar bouwplannen. Bouwplannen moeten passen bij de kwaliteit van het gebied en daaraan bijdragen.

Gebiedsprincipes

Omgeving

  • Erven passen in het verkavelingspatroon en sluiten aan bij de maat en schaal van het landschap;
  • Erven liggen aan de weg of vlak bij de weg;
  • Erven hebben een heldere opbouw: een representatief voorerf met de boerderij of het woonhuis en een achtererf met schuren en bijgebouwen;
  • De plek van het hoofdgebouw (de woning of de boerderij) op het erf is afgestemd op het gebouwtype en op wat in de omgeving gebruikelijk is;
  • Gebouwen op het erf volgen de verkavelingsrichting van het landschap waarin het erf ligt;
  • Erven hebben een groene uitstraling met een streekeigen beplanting op en rond het erf.

Bebouwing

  • Het landschap springt in het oog, niet het gebouw. Bebouwing gaat op in het landschap;
  • Elk hoofdgebouw op een erf is anders en uniek en draagt bij aan een divers bebouwingsbeeld;
  • Het hoofdgebouw (de woning, de boerderij) bepaalt het beeld van het erf. Daarom zijn bijgebouwen, schuren en aan- en uitbouwen in maat, schaal, plek en uitwerking ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • De hoofdvorm past bij het gebied: eenvoudig en langgerekt, één bouwlaag en met een steile kap (zadeldak) die het beeld domineert;
  • De representatieve gevel (vaak de voorgevel) is naar de straat gericht.

Uitwerking

  • Bij (kleine) boerderijen zijn de oorspronkelijke hoofdvorm en functie goed herkenbaar;
  • De gevels zijn relatief gesloten en hebben verticaal gelede gevelopeningen (de ramen zijn meer hoog dan breed);
  • De gedekte kleuren van het gebouw ondersteunen het landelijke karakter van het gebied, bijvoorbeeld middentoon aardetinten;
  • Het gebruik van materialen is traditioneel (baksteen en hout), wordt zorgvuldig op elkaar afgestemd en op wat in de omgeving gebruikelijk is;
  • De details en verhoudingen in de gevels passen bij de bouwstijl van het gebouw en ondersteunen het ontwerpidee van het gebouw.

U leest hieronder meer over het gebied en de achtergrond van de gebiedsprincipes.

 

Over het gebied

Het buitengebied van de gemeente is heel divers en bestaat uit verschillende landschappelijke deelgebieden.

Laagveenontginningen in het noorden
Kenmerken van het landschap

In het noorden liggen de laagveenontginningen van Roderwolde en omstreken. De boerderijen en woningen staan hier langs kronkelende wegen op smalle zandruggen. Kenmerkend zijn de licht slingerende klinkerwegen met grote eiken aan weerszijden van de weg.

De erven gaan hier op in het landschap. Houtsingels lopen langs het erf en langs de weilanden en sloten. De erven zijn groen met bomen en boomsingels op het achtererf en hagen en gras op het voorerf. Tussen de erven door is er zicht op de omgeving.

De meeste boerderijen staan met de voorkant naar de weg. De afstand tussen de boerderij of de woning en de weg verschilt. Soms staan boerderijen zelfs een flink stuk naar achteren. Schuren en stallen staan op het achtererf.

Kenmerken van de bebouwing
In de laagveenontginningen staan veel grote kop-rompboerderijen en boerderijen van het krimpentype. In het gebied komen verder keuterijen voor en wat andere bebouwing. De keuterijen zijn klein en laag, waardoor de bebouwing meer lang is dan hoog.

Bij alle boerderijen is er een duidelijk verschil tussen het woonhuis en de schuur. Bij eenvoudige boerderijen staat het woonhuis in dezelfde lijn als de schuur. Bij (van oudsher) rijkere boerderijen is er vaak een dwarshuis voor de schuur geplaatst. Het schuurgedeelte heeft een rieten kap of een dak van dakpannen, net als het woonhuis.

Heel kenmerkend is de veelgebruikte rode baksteen voor de boerderijen. Ook hebben de boerderijen vaak een wat rijkere versiering en detaillering, bijvoorbeeld door deels ander metselwerk, schoorstenen of bijzondere gootlijsten. Dat is het gevolg van de invloeden vanuit Groningen, waar de rode baksteen en de versieringen meer gebruikelijk zijn. Kozijnen, windveren en overstekken zijn bijna altijd geverfd in (gebroken) wittinten.


Hoogveenontginningen in het zuiden
In het zuiden van de gemeente is juist hoogveen te vinden, bij Veenhuizen en het Fochteloërveen. Veenhuizen heeft een eigen bijzondere ontwikkeling (zie gebied 3) en het Fochteloërveen is een groot natuurgebied zonder bebouwing. In deze gids gaan we daarom niet verder in op dit deel van het buitengebied.


Oude veldontginningen
Kenmerken van het landschap
Het grootste deel van de gemeente bestaat uit zandgronden. Hier liggen esdorpen als Peest, Zuidvelde en Steenbergen. Het landschap dat hier is ontstaan is al eeuwenoud.

Kenmerkend voor de oude veldontginningen zijn de esdorpen met hun brinken en boerderijen. Van oudsher zijn de boerenerven verbonden met het omliggende landelijke gebied. Dat is door de groei van de dorpen nu niet meer altijd het geval.

De boerderijen staan ogenschijnlijk willekeurig langs de weg. De boerderijen staan steeds onder een andere hoek ten opzichte van de weg en van elkaar en in een andere rooilijn. Op het achtererf zijn de schuren en bijgebouwen te vinden. Naast de boerderij staat soms een stookhokje.

De erven zijn vaak groen, met gras, hagen en grote, verspreid staande bomen op het erf. Erven lopen vaak langzaam over in het landschap. Soms is er op het erf een boomgaard met fruit- en notenbomen.

Kenmerken van de bebouwing
De boerderijen in dit gebied zijn oud en typisch Drents. Het zijn vaak boerderijen van het zogenaamde hallehuistype. Deze boerderijen zijn langgerekt met de woning en de schuur onder één dak. Heel kenmerkend is het rieten dak, de ramen met een roedeverdeling en de lichtbruine baksteen.

De daken van de boerderijen lopen ver door naar beneden. Schuurdeuren (baanderdeuren) vormen de enige onderbreking in het dak. Meestal liggen deze deuren in een zijgevel van de boerderij. De schuur heeft een lage gootlijn. In de muren is vaak nog de agrarische functie terug te zien, bijvoorbeeld de stalramen.

Het woonhuis is al net zo eenvoudig als de schuur, maar heeft een hogere gevel. Vaak is de gevelindeling van het woonhuis traditioneel. Dat geldt ook voor de details: robuust kozijnwerk en soms wat subtiel metselwerk, zoals vlechtingen in de voorgevel van het woonhuis.

Ook komen in het gebied keuterijen voor, kleine boerderijen die laag zijn en langgerekt.


Jonge veldontginningen
Kenmerken van het landschap
Vanaf de twintigste eeuw worden de tot dan toe onbruikbare heidevelden rond de esdorpen omgevormd tot landbouwgrond, de zogenoemde jonge veldontginningen. Verspreid in het buitengebied komen er boerderijen. De boerderijen liggen aan rechte wegen en op wat afstand van elkaar, bijvoorbeeld bij Huis ter Heide, Een–West en Altena. Het levert een gevarieerd bebouwingsbeeld op.

Net als het landschap zijn ook de erven in dit gebied rechttoe rechtaan. Dus een vierkante tot rechthoekige vorm met bomen rond het achtererf waar de schuren staan. Op het voorerf is vaak een haag en staat een enkele losse boom.

Kenmerken van de bebouwing
De boerderijen in dit gebied zijn gebouwd in verschillende perioden van de twintigste eeuw. Er is dan ook een variatie te vinden in verschillende bouwstijlen.

De eerst gebouwde boerderijen zijn vaak klein en meer traditioneel met de woning en de schuur onder hetzelfde dak. De modernere boerderijen bestaan vaak uit een woning met aparte schuren. Deze schuren liggen dan op het achtererf. Er zijn voor de schuren ook moderne materialen als golfplaat gebruikt.

Kenmerkend voor alle boerderijen zijn de grote daken. Die vallen van afstand het meest op. De kleuren en materialen verschillen, maar zijn wel op elkaar afgestemd.

Wilt u nog meer informatie over de landschappen van Noordenveld en de dorpen, lees dan verder in de Kwaliteitsgids Noordenveld

 


Destijds moderne boerderij aan de Vaartweg in Lieveren (1971)
Foto: onbekend
Bron: Drents Archief (MZ12903020102)